Het Goud van de Batavia
De dramatische geschiedenis van het retourschip de Batavia spreekt tot op de dag van vandaag tot de verbeelding. De hoofdrolspelers waren de opperkoopman François Pelsaert, de schipper Adriaan Jakobsz en de onderkoopman Jeronimus Cornelisz. Opperkoopman Pelsaert en schipper Adriaan Jakobsz hadden elkaar op de vorige thuisreis al ontmoet. Pelsaert had Jakobsz toen terechtgewezen en Jakobsz had daardoor een hekel aan Pelsaert gekregen. Het toeval wilde dat ze op deze reis naar Batavia weer samen moesten werken. Onderkoopman Jeronimus Cornelisz was eigenlijk een failliete apotheker uit Haarlem met ketterse denkbeelden die daarvoor moest vluchten uit de Republiek.
De lading van de Batavia bestond o.a. uit 12 kisten zilveren muntgeld en goud ter waarde van 260.000 gulden, luxe gebruiksgoederen, zilverwerk voor Mogol-keizer Jahanghir, laken, wijnen, kaas, schitterende kleding, handelswaar en een kistje met zeer kostbare juwelen (o.a. een grote camee van agaat (21x30 cm) die in het jaar 312 voor de Romeinse keizer Constantijn de Grote was gesneden en te koop was aangeboden door de Antwerpse schilder Rubens).
In de vroege ochtend van 4 juni 1629, zeilde de Batavia op volle snelheid toen de verkenner de indruk had dat het schip in ondiep water kwam. Toen hij de schipper, Adriaan Jacobsz, waarschuwde besliste die om uiteindelijk niet de koers te wijzigen, omdat hij dacht dat om een weerspiegeling van maanlicht ging. Kort daarop strandde de Batavia op volle snelheid op Morning Reef in de Wallibigroep. Van de 322 opvarenden werden de meeste met de sloep naar het nabijgelegen Beacon Island verplaatst, hoewel 40 personen verdronken.
Uiteindelijk bleek 1 kistje met goud was verdwenen en dat Johannes Timmerszoon, die het kistje in opdracht van François Pelsaert altijd bij zich droeg, was vermoord.
Lopend over het schip en de werf verkrijgt men aanwijzingen over de moord. Wie verdient de meeste punten en vindt het goud weer terug?